Geschiedenis Singelgracht

Buitensingel, ca. 1880

De Singelgracht is de waterweg die het centrum van Amsterdam begrenst en langs de Nassaukade, Stadhouderskade en Mauritskade stroomt. Op deze pagina leest u meer over de geschiedenis.

Foto: Buitensingel, ca. 1880, de huidige Singelgracht © Stadsarchief Amsterdam

Stadsuitbreiding in 1613

Bij een stadsuitbreiding in 1613 (de Derde Uitleg) ontstond aan de westzijde van Amsterdam – van de Herengracht tot de huidige Singelgracht – een nieuw stedelijk gebied. De Singelgracht was onderdeel van de nieuwe verdedigingslinie van de stad. Die bestond aanvankelijk uit een aarden stadswal met elf bolwerken, vanaf het IJ tot aan de huidige Leidsegracht.

Stadsuitbreiding in 1663

Tijdens de vierde uitbreiding van de grachtengordel (de Vierde Uitleg) in 1663 werd de 5 meter hoge stadsmuur doorgetrokken over de Amstel naar het oosten. Om deze stadsmuur heen lag een 60 meter brede gracht: de Singelgracht. Uiteindelijk ontstond zo een stadsverdedigingswerk van 8 kilometer met 26 vijfhoekige bolwerken en acht poorten: ‘de Buitensingel’. Deze markante halfcirkelvormige ommuring markeerde tot het einde van de 19e eeuw de begrenzing van Amsterdam.

De bolwerken hadden een strategische militaire functie. Op bijna elk bolwerk stond een molen, omdat ze daar – hoog gelegen en aan de rand van de stad – veel wind vingen. In het begin waren het houten molens, zodat men ze in tijden van oorlog snel kon afbreken. Later werden er molens van steen gebouwd.

Bolwerk Anjelier/ Slotermeer

Het zevende bolwerk lag voor de Anjelierstraat. Eerst heette dit bolwerk dan ook ‘Anjelier’ en later ‘Slotermeer’, naar het in 1641 drooggemalen meer. Vanaf 1614 stond er op dit bolwerk een molen: ‘De Hooiberg‘. De moutmolen deed tot 1856 dienst voor bierbrouwerij ‘De Hooyberg’, vanaf 1864 eigendom van Gerard Adriaan Heineken. In 1873 veranderde hij de naam van de brouwerij in ‘Heinekens Bierbrouwerij Maatschappij’. Tenslotte was ‘De Hooiberg‘ tot 1871 in bedrijf als korenmolen.  

Bolwerk De Blom/ Rijkeroord

Op het achtste bolwerk ‘Reykeroord’ lag vanaf 1655 een kerkhof. Oorspronkelijk heette dit bolwerk ‘De Blom’, omdat het aan het einde van de Bloemgracht lag. Vanaf 1672 heette het bolwerk ‘Rijkeroord’: de naam van een polder die bij het Nieuwe Meer lag. In 1614 werd hier molen ‘De Dommekracht’ gebouwd. Op de Marnixstraat 285 is nog steeds een gevelsteen van deze molen te zien. De latere korenmolen ‘De Bloem’ werd in 1878 afgebroken.

De buitenzijde van de stadsmuur ontwikkelde zich vanaf 1610 tot een groen wandelgebied, dat langs de Singelgracht liep en het zuidelijke deel van de stad omsloot. Verschillende generaties Amsterdammers genoten daar van onder andere de Slatuintjes, de Roomtuintjes, het Leidsebosje en het Muiderbos.

Marnixstraat

In de 19e eeuw verloren de stadsmuur en bolwerken hun militaire functie. Vanwege de stadsuitbreiding buiten de Singelgracht, vanaf 1875, verdwenen de bolwerken een voor een. Daar kwamen de Marnixstraat, Weteringschans en Sarphatistraat te liggen. De gracht werd bijna overal rechtgetrokken, maar op enkele plaatsen is het oude bochtige verloop nog te zien.

De Buitensingel heet van Haarlemmerpoort tot Overtoom sinds 1881: Nassaukade, van Overtoom tot Amstel sinds 1872: Stadhouderskade en van Amstel tot Muiderpoort sinds 1880: Mauritskade.

Houtzaagmolens

Tot in de 16e eeuw werd in Amsterdam vrijwel alleen met de hand hout gezaagd. Houtzagers werkten in paren met lange houtzagen. Dit gebeurde vooral in de Lastage, het scheepsbouwgebied aan de oostzijde van de stad buiten de stadsmuur. Door de eerste houtzaagmolen in 1594 kreeg de handzagerij in Amsterdam het moeilijk. Het zagen met behulp van een houtzaagmolen was minder arbeidsintensief en daardoor veel goedkoper dan zagen met de hand. Met windmolens gezaagd hout werd vanuit de Zaanstreek en Waterland over het IJ naar Amsterdam gebracht.

Vanwege de groeiende scheepvaart en de grote behoefte aan scheepshout werd in 1630 een houtzagerscompagnie opgericht. De compagnie mocht vlak buiten de stad houtzaagmolens bouwen. En het stadsbestuur verbood de invoer van gezaagd hout. In het westelijke buitengebied, met meestal een westenwind, verrezen veel houtzaagmolens. Dit gebied lag ook gunstig vanwege de vele sloten en vaarten voor het transport van hout. Zo kwam de zone tussen Singelgracht en Kostverlorenvaart ten noorden van de huidige Kinkerstraat vrijwel helemaal in het bezit van de compagnie der houtzaagmolenaars.

In het zuidelijke deel van het huidige Frederik Hendrikplantsoen stonden tot 1884 de molens ‘Het Anker’ en ‘De Vlijt’. Waarschijnlijk was molen Het Anker, ook ‘De Walrot’ genoemd, een 17e-eeuwse molen. Het veel lichtere zaagmolentje De Vlijt was in 1863 gebouwd.

Stadsuitbreiding in 1877

In 1877 werd het stedelijke uitbreidingsplan van ingenieur Kalff goedgekeurd. Door de stadsuitbreiding veranderde de omgeving buiten de Singelgracht drastisch. Het gebied tussen de Jordaan en de molenwerven werd versmald en rechtgetrokken door aan de stadskant de strook van de gracht tussen flanken van de bolwerken te dempen, de saillanten (uitstekende punten) van de bolwerken te slopen en de bochten om de saillanten te dempen.

Het gebied tussen de Singelgracht en de Frederik Hendrikstraat werd tussen 1880 en 1900 bebouwd. Om ruimte te maken verdwenen de molens Het Anker en De Vlijt in 1884. De sloten werden gedempt, het polderland werd opgehoogd  en er kwamen hoge gebouwen en nieuwe wegen. Maar de molenwerf van Het Anker en De Vlijt bleef als Prins Hendrikplantsoen onbebouwd.

Bronnen:
– Archeologisch Bureauonderzoek 11-034
© Bureau Monumenten & Archeologie, Gemeente Amsterdam, 2011
Ensie
Wikipedia